Het beste live

Live in het Publiekstheater onze beste nummers van de afgelopen 15 jaar.

het beste live

Op de Gentse Feesten 2003 speelden we samen met 8 muzikanten live in het Publiekstheater onze beste nummers van de afgelopen 15 jaar. Deze hebben we verzameld op een 3-dubbele audio CD!!

Volgende songs staan er op: zuster, hotel ijdele hoop, beste banaan, mijn gezelschap, ik drink, pijp uit, bob en jenny, ik red me wel, prinsesje, madrid, spaanse vloot, ik vrees dat je man het weet, tram17, ruimtevaarder, cowboys in eenzaamheid, pijp, ze houdt teveel van mij, lou, billy, salto mortale, atlantis, het beest is baas, speer.

Onderaan deze pagina kan je alle teksten vinden

het beste live - cd 1

het beest is baas

de zon is bijna onder, de luie lucht heet/ de man zit aan een tafel, hij wacht/ de lichten van de taxi, z’n adem stokt, hij zweet/ de vrouw is mooi en donker, en ze lacht

ze houdt alleen van hem, en hij van haar/ ze zien de hemel in elkaar/ maar dan opeens, als uit de hel,/ zeg ik vaarwel...

diep in de krochten van m’n arme ziel/ leeft er een beest, en het bijt me/ tot ik voor z’n altaar kniel/ ’t Is vaak ontevreden, en als het dat is/ dan moet ik gaan/ liefste helaas: het beest in mij is baas.

de zon is bijna onder, de luie lucht weet/ dat de man aan de tafel wacht/ op de lichten van de taxi, z’n adem stokt, hij zweet/ de vrouw is mooi en blond, en ze lacht

ze houdt alleen van hem, en hij van haar/ ze zien de hemel in elkaar/ maar dan opeens, als uit de hel/ zeg ik vaarwel

diep in de krochten van m’n arme ziel/ leeft er een beest, en het bijt me/ tot ik voor z’n altaar kniel/ ’t Is vaak ontevreden, en als het dat is/ dan moet ik gaan/ liefste helaas: het beest in mij is baas.

soms heet het onrust, en dan jankt het zacht/ soms ook twijfel, dan ijlt het heel de nacht/ vaak is het gulzig, dan zweet het zwaar/ maar altijd scheurt het klotebeest m’n leven uit elkaar

diep in de krochten van m’n arme ziel/ leeft er een beest, en het bijt me/ tot ik voor z’n altaar kniel/ ’t Is vaak ontevreden, en als het dat is/ dan moet ik gaan/ liefste helaas: het beest in mij is baas.

 

lou

zoals je daar nu languit ligt/ je beste schoenen aan/ je frisgeschoren bleek gezicht/ het lijkt een grap, lou/ je laatste pesterij/ een man met strikje aan/ deed je ogen dicht/ hij heeft ook je haar gedaan/ het zit verkeerd lou/ de scheiding moet opzij

we zijn alleen lou/ de laatste dans lou/ de laatste kans om te doen wat ik/ zo vaak voor je deed

moet je nu eens horen lou/ je schrikt je zeker dood/ jefke is het zuipen moe/ hij is gestopt lou/ je kan een trotse vader zijn

het heeft vannacht geregend, lou/ met bakken tegelijk/ je duiven zijn verdronken lou/ niks aan te doen, lou/ ’t is dat het zo moet zijn

ik knoop mijn jurk los/ mijn lippen doe ik rood/ ik show wat been, lou/ en ik lach mijn tanden bloot/ omdat ik weet lou/ dat waar je ziel nu ook mag zijn/ ze zal smelten van/ verlangen naar dat lijf van mij

 

billy

lange, lange wegen/ eindeloze tocht/ billy had z’n harley/ tweedehands gekocht

lange, lange dagen/ horizon die wacht/ tijd om uit te blazen/ schuilen voor de nacht

en daar stond ze ademloos/ op het voetstuk stond haar naam is roos/ hoe hij stil genoot/ daar ligt het raadsel van billy’s dood

billy vond een kamer/ boven een café/ met een prachtig uitzicht/ op z’n bronzen fee

benen onder tafel/ motor in de stal/ hij was tevreden/ toen hij in z’n kamer kwam

en daar stond ze ademloos/ op het voetstuk stond haar naam is roos/ hoe hij stil genoot/ daar ligt het raadsel van billy’s dood

de kelner met een tafelpoot/ de slager had een mes/ de bakker ook/ de priester met een pijp van lood/ ze sloegen tot billy de ogen sloot

billy werd begraven/ achter in de tuin/ midden van salade/ wortelen, ajuin

enige getuige/ van billy’s levensloop/ motor met een bordje/ derdehands te koop

en daar stond ze ademloos/ op het voetstuk stond haar naam is roos/ hoe hij stil genoot/ daar ligt het raadsel van billy’s dood

de kelner met een tafelpoot/ de slager had een mes/ de bakker ook/ de priester met een pijp van lood/ ze sloegen tot billy de ogen sloot

 

ik vrees dat je man het weet

lieve schattebout, kleine poezeligheid/ ik bel je liefste, want ik moet iets kwijt/ niks echt concreet/ maar toch iets dat me bellen deed

niet dat er wat mis zou zijn, ooh integendeel/ maar d’er is een klein détail, niks essentieel/ maar iets dat aan me vreet/ ik vrees dat je man het weet

vanmorgen dronk ik koffie bij het keukenraam/ en ‘k zie tot m’n verbazing plots een kerel staan/ midden in m’n rozen, achteraan m’n huis/ hij is erg breedgeschouderd en struis

ik denk ik doe alsof m’n neus bloedt, ‘k gedraag me doodnormaal/ dus ik steek m’n hand op, yow!... vriendelijk, joviaal/ maar zijn middelvinger strekt zich, hij komt dreigend naar me toe/ en z’n lippen, die lippen ‘fuck you’

ach, dat tot daar aan toe, laat dat dan toeval zijn/ misschien verwart die man mijn tuin met publiek domein/ en ik ben geen profeet/ maar ik vrees toch dat je man het weet

ik denk... ik negeer hem, geen paniek, geen stress/ maar dan zie ik uit m’n ooghoek zijn groene battledress/ in z’n knuistige vuist, volstrekt illegaal/ een bazooka van zwart roestvrij staal!

ik probeer nog te grappen: irak ligt daar/ maar hij heeft geen gevoel voor humor, hij maakt z’n wapen klaar/ hij schoudert het monster, trefzeker en bekwaam/ en richt het op m’n keukenraam

ooh je weet m’n lief, ja dat huis van mij/ m’n eigen nest, m’n trots, m’n levenskarwei/ ik meld met lichte spijt/ dat huis is nu verleden tijd

daar lag ik dus, dakloos, bedolven onder steen/ en ik voelde me, dat geef ik toe, een tikkeltje alleen/ maar al spoedig zag ik in een flits het relatieve van een huis/ de kosmos wordt mijn nieuwe thuis

dus ik bevrijd me, sta op, loop moedig naar hem toe/ hoewel lopen een groot woord is, eigenlijk hop ik naar hem toe/ maar ik lijk iets te missen, ik voel me wat bedrukt/ die bom had m’n been afgerukt

maar ik laat me niet kisten door het deserteren van een been/ ik ga ‘m op z’n smoel slaan,ik haal uit en meteen/ blijkt, m’n arm hing los in m’n mouw/ en verdwijnt nu bij de buren in de schouw

maar wat kan mij die arm schelen, een mens heeft er immers 2/ dus op 1 been val ik aan, met een sprong, recht door zee/ de sprong op zich was mooi, maar de landing eerder slecht/ die zak had een landmijn gelegd

ach dat allemaal tot daar aan toe, laat dat dan nog toeval zijn/ maar de waarheid roert zich meer en meer in m’n brein/ een waarheid die aan me vreet/ schat, ik ben bijna zeker dat je man het weet

lieve schattebout, ‘t klinkt misschien wat plomp/ je minnaar is helaas gereduceerd tot romp/ maar wat ik zeggen wou/ liefste, die romp houdt van jou

en als die liefde wederkerig is, m’n kleine hartendief/ doe me een plezier, en red me asjeblief/ je man heeft me begraven, ergens ver weg in een veld/ 2 meter diep welgeteld

al is de toestand ernstig, geen reden tot paniek/ heb vertrouwen in het wonder der telefoontechniek/ maar haast je, want er is iets dat aan me vreet/ en het vreet deze keer heel concreet

neem de E40, je rijdt Brussel voorbij/ na een klein uurtje bollen, kom je in de maas-vallei/ daar zie je een bord met... piep... liefste, dat piepje, dat ik net binnenkreeg/ zeg niet dat dat betekent... de batterij is bijna...

 

mijn gezelschap

het einde is zoek het begin is vergeten, hoe lang geleden trok jij bij me in/ de datum het jaar ik zou het niet weten, je stichtte met mij een soort van gezin

je bent er altijd, je bent alom aanwezig, je wijkt niet van m’n zijde als ik weeklaag of vloek/ je zit op m’n schoot al ben ik druk bezig, het begin is vergeten, het einde is zoek

je bent er in de lengte maar ook in de breedte, waar ik ook ga ik bots tegen je aan/ geen meetlint volstaat om jouw taille te meten, je hebt geen figuur om op de weegschaal te staan

je ligt naast me in bed aan weerszijden, je leest met me mee in dezelfde roman/ je drukt je tegen me aan als ik brood sta te snijden, je manifesteert je zo vaak je maar kan

als ik onder de douche ga sta jij onder de straal maar je houdt je verscholen voor het bezoek/ je zit mee aan tafel bij het kieskauwend maal, het begin is vergeten het einde is zoek

je gaat mee naar buiten als ik uit wil gaan, dan roep ik terug, af als tegen een hond/ maar ik kan je niet trappen of schoppen of slaan hoewel je al jaren m’n privacy schond

van andere partners kun je nog scheiden of je begaat in je woede een wanhoopsdaad/ maar eenzaamheid kun je de hals niet afsnijden, al heb je nog zo’n scherp mes en al tril je van haat/ maar eenzaamheid kun je de hals niet afsnijden, al heb je nog zo’n scherp mes en al tril je van haat

 

café de spaanse vloot

café de spaanse vloot, ‘t geroezemoes/ ’t slepen van de juke-box, zuipers half dood/ café de spaanse vloot, de deur piept,/ wat in godsnaam doe jij hier,/ en wie is hij die naast je loopt?

café de spaanse vloot,/ in een krant zit ik verborgen, haast onzichtbaar/ als een sprinkhaan zo groot/ en ik schrik me dood

als ik hoor hoe je lacht, voluit,/ hoe je lijf spreekt, hoe je blik herleeft/ als ik hoor hoe je praat, honderduit/ als een spook is daar de waarheid/ die aan mijn ribben kleeft/ dat die rat, die vreemde luis,/ je vleugels geeft.

café de spaanse vloot/ ik denk aan hoe je thuis bent, hoe je zwijgt,/ hoe de stilte zwaar is als lood,

café de spaanse vloot,/ ik was de keizer in een nieuw kleed, zonder argwaan,/ maar de keizer staat bloot/ en hij schaamt zich dood

als ik hoor hoe je lacht, voluit,/ hoe je lijf spreekt, hoe je blik herleeft/ als ik hoor hoe je praat, honderduit/ als een spook is daar de waarheid/ die aan mijn ribben kleeft/ dat die rat, die vreemde luis,/ je vleugels geeft.

en van je schouders en je ruggegraat/ lees ik messcherp zuiver het verraad,/ o, ik weet zo hoe je met hem praat/ en hem delen laat/ in wat er in je hart om gaat/ maar over één ding, liefste, geef je geen kik/ ik...

café de spaanse vloot, de stilte,/ het zwijgen van de juke-box...

 

salto mortale

85 jaar is niet echt jong/ ik zweef niet meer zoals ik vroeger kon/ vrienden dit was het, ik kreeg mijn deel/ een acrobaat maakt soms een sprong te veel

wie zal me vangen als ik val/ heel alleen/ salto mortale/ wie zal me vangen als ik val

1000 keer applaus/ zweven aan trapezes, ‘k ben het zat/ vrienden dit was het, ’t is mooi geweest/ het circus is over, ik geef de geest

wie zal me vangen als ik val/ heel alleen/ salto mortale/ wie zal me vangen als ik val

m’n hakschoenen laat ik aan flor de dwerg/ m’n zweefpak aan m’n broer de clown

wie zal me vangen als ik val/ heel alleen/ salto mortale/ wie zal me vangen als ik val

 

ik drink

de maan vergeet haar schaarse licht te schijnen/ en de straten en de pleinen als een droom/ verdwenen in de kilte van het donker/ ik zit heel alleen

de morgen komt al in de lucht gekropen/ en de nacht blijft overnachten in m’n hoofd/ voor mijn part mag het daglicht weer verdwijnen/ ik zit heel alleen

ik drink liefste, ik drink/ ik drink de pannen van het dak/ ik drink de duvel naar de hemel/ ik drink jouw beeld weg in de nacht

in mijn jaszak zit de liefde van mijn leven/ en ik bemin haar elke nacht in volle gloed/ haar ronde vorm, haar kurken hoofd erboven/ ze brengt het leven telkens in m’n bloed

ik drink liefste ik drink/ ik drink de pannen van het dak/ de duvel naar de hemel/ ik drink jouw beeld weg in de nacht

 

pijp uit

je denkt misschien/ wat is het leven mooi en naar je zin/ je lacht, je danst, voelt je blij als een kind/ nooit vergeten, vriend/ dat we allemaal de pijp uit gaan

je leeft zo graag/ en werken doe je morgen, nooit vandaag/ sigaartje roken in een schuimend bubbelbad/ nooit vergeten dat/ we allemaal de pijp uit gaan

falderie, faldera, hopsa ,vrolijk zijn!/ het blijft alleen nog wachten op magere hein

je dacht misschien/ dat er een kans bestond om ongezien/ te blijven dolen op dit glibberig levenspad/ nooit vergeten dat/ we allemaal de pijp uit gaan

falderie, faldera, hopsa ,vrolijk zijn!/ het blijft alleen nog wachten op magere hein/ Laat hem welkom zijn bij jou...

allemaal!

 

atlantis

in een strandstoel zit ze daar/ de weduwe van dam/ de handen stil, dun en grijzend haar/ de weduwe van dam./ het is 20 juni half vier/ de waterlijn schuift op/ 50 jaar van eb en vloed/ vergleden zonder stop/ ze zat hier 50 jaar geleden ook/ in dezelfde stoel/ en in de branding en het meeuwgekrijs/ hoort ze net als toen

rita kom in zee/ In een stranddstoel bij elkaar/ rita en haar man/ pas getrouwd, liefje noemt hij haar/ de jonge george van dam

het is 20 juni half vier/ en george die praat en praat/ hij vertelt haar van een oude stad/ die nog steeds bestaat/ want dat atlantis ooit gezonken is/ hier vlak voor de kust/ en in een grote luchtbel nu/ op de bodem rust

al pratend staat hij op/ de jonge george van dam/ loopt naar de zee, hij windt zich lichtjes op/ de jonge george van dam

vertelt dat daar beneden een complex verrijst/ een soort van watermuur,/ die coherent blijkt qua substantiegraad/ In z’n atoomstructuur, / en dat de neerwaartse expantiedruk de lucht fosfatiseert,/ zodat de zuurstof in atlantis dus/ het zout neutraliseert.

tot z’n navel in het nat,/ roept jonge heorge van dam/ ze goed moet weten dat/ de taalconstructie van/ atlantis van de grieken stamt,/ en zo dus in 1 klap,/ aan de basis van europa ligt,/ en george doet nog een stap/ orerend over politiek, en de morele zin,/ van de ethica, het waterpeil reikt tot aan z’n kin

tot z’n lippen in het zout/ de natte george van dam/ expliceert hij zonder fout/ het zeeorganigram

rita kijkt toe hoe de golfslag/ z’n lieve kruin verteert/ alleen z’n vinger is nog zichtbaar nu/ die druk gesticuleert/ ze ziet de oceaan zich sluiten/ om die trouwringvinger heen/ het is 20 juni, half vier/ rita is alleen

in een strandstoel zit ze daar/ de weduwe van dam/ de handen stil, dun en grijzend haar/ de weduwe van dam

het is 20 juni, half vier/ en rita richt zich op/ ze trekt de veters van haar schoenen los/ ondoet zich van een sok/ rokken uit, knopen los/ ze voelt zich niet eens moe/ er duikt een oude vrouw/ met rimpelvel in naar atlantis toe.

het beste live - cd 2

bob en jenny

bob had zijn droomprinces nog nooit gezien,/ had zelfs haar stem nog niet gehoord, bovendien,/ ze heette jenny uit de usa, vandaar/ elkaar ontmoeten was te vroeg zo bleek/ ze schreven 12 jaar lang, elke week/ ze wilden zeker zijn van elkaar, vandaar

en hij droomde hoe zij, voor hem/ nog mooier dan de venus van milo zou zijn/ met lang blond haar

het was een mooie lentedag in mei/ er kwam een telegram voor bob/ waarin ze zei: ik kom per boot uit de usa, vandaag

hij stak zijn anjer op, kamde z’n haar/ zijn stoute schoenen stonden klaar, al 12 jaar,/ en op de snelweg zong hij zacht “ze komt, vandaag”

en hij droomde hoe zij, voor hem/ nog mooier dan de venus van milo zou zijn/ met lang blond haar

en hij droomde hoe zij, voor hem/ nog mooier dan de venus van milo zou zijn/ met lang blond haar

ja hij droomde hoe zij, voor hem/ nog mooier dan de venus van milo zou zijn/ met lang blond haar

hij scheurde zwetend langs de kade heen,/ Bob reed als een gek, voor haar alleen/ handen trillend, benen zwaar als lood, z’n hoofd rood

en met een witte anjer stond zij daar/ ze was een venus van een vrouw, met lang blond haar/ aan 130 ramde bob de boot.../ dood!

 

hotel ijdele hoop

de liftboy staart je aan, en z’n witfluelen vinger/strijkt bevend langs de lijnen van je hals /en als hij mij dan plots ontwaart, en in excuses snel z’n rug draait / zie ik duidelijk de triomf in je glimlach, ietwat vals

het breekt m’n hart, dat kruipen voor jou/ die domme hartstocht die in me sloop/ veel te lang en tegen beter weten in/ veel te lang woon ik in/ hotel ijdele hoop

o, ik blaf als jij dat wil, en als ik braaf ben en een poot geef/ komt er soms iets van een glimlach om je mond/ en als het af en toe gebeurt, dat ik bij je op bed mag/ dan kwijl ik, dan jank ik, wat normaal is voor een hond

het breekt m’n hart, dat kruipen voor jou/ die domme hartstocht die in me sloop/ veel te lang en tegen beter weten in/ veel te lang woon ik in/ hotel ijdele hoop

vrienden zeggen: hou toch op! je weet niet wat je doet/ je kruipt als een worm aan haar voeten,/ o, en dat voelt zij al te goed/ ik zou een lul zijn als ik hen geloof/ een minaar in verval/ maar wie schrijft wie de wetten voor/ in dit onbestemd heelal?

 

beste banaan

als de leeuwen slapen gaan/ en heel het woud is moe/ dan klim ik in mijn boom/ ik brul hallo tot jan de maan/ en met mijn ogen toe/ strik ik nog een vlo/ eenzaam is de aap die wacht/ eenzaam ben ik in de nacht

lieveling ik wacht hier/ ik wacht hier tot je komen zal/ ik schenk je mijn beste banaan/ mijn lief/ lieveling ik wacht hier tot je komen zal/ hoe langer ik wacht hoe meer ik verlang naar jou

samen zweven door het woud/ met twee aan één liaan/ als tarzan en zijn jane/ plots werd alles kil en koud/ daar kwam de jager aan/ en ik zweef nu alleen

eenzaam is de aap die wacht/eenzaam ben ik in de nacht/ lieveling ik wacht hier/ ik wacht hier tot je komen zal/ ik schenk je mijn beste banaan/ mijn lief/ lieveling ik wacht hier tot je komen zal/ hoe langer ik wacht hoe meer ik verlang naar jou

 

madrid

dat ik na al die jaren nog eens schrijf heeft op zich niks om het lijf, geloof me/ je raadt nooit waar ik me bevind, de tip is ergens waar de wind heet is/ ’t is niet dat ik hier in madrid de hele dag te denken zit aan toen/ en ik weet wel dat de regel geldt; ik word niet meer verondersteld te schrijven, maar luister...

dit geloof je nooit, ik zit weer in die kroeg, waar je me zei dat je me nooit verlaten zou/ je schreef het met krijt, hier op de muur, en god het staat er nog altijd

denk niet dat ik met deze brief smeken wil nee asjeblief, geloof me/ ’t is echt niet dat ik je hier mis, ik zie ook nooit je beeltenis voor me, je schouder, je haar/ ik feest, drink en heb plezier en geen een keer denk ik was ze nu maar hier/ en zelfs ‘s nachts alleen in bed, nooit verlicht je silhouet m’n dromen/ maar luister

dit geloof je nooit, ik zit weer in die kroeg, waar je me zei dat je me nooit verlaten zou/ je schreef het met krijt, hier op de muur, en god het staat er nog altijd

en dat je van mij was, m’n lief/ en hoe ik toen dacht dat dat voor altijd zo zou zijn/ dat geloof je nooit/ neen dat geloof je nooit

zit weer in die kroeg/ je schreef het met krijt, hier

 

tram 17

neem tram 17, stap uit bij het plein/ waar het hoofd van Artevelde wordt bescheten door de duiven die er zijn/ met aan je rechterhand een brug, loop je verder richting zuid/ aan een platenwinkel sla je ‘t hoekje om, en die straat die loop je uit/ je komt vanzelf bij een kroeg, die je rustig binnengaat/ je wisselt geld en trekt gauloises uit de nieuwe sigarettenautomaat/ kies de derde kruk van links, je telt de flessen op een rij/ bestel bier en doe de man achter de bar de groeten van mij/ je doet alsof je je verveelt, zomaar in het ijle staart/ maar je hart gaat te keer door het beeld dat je rechteroog ontwaart/ want op de derde kruk van rechts, drinkt zij droge witte wijn/ en zit ze argeloos en niet bewust haar eigen mooie zelf te zijn/ schuif onopvallend dichterbij, raak met je knie haar linkerbeen/ nee, je vergissen kan je niet, er zwermen duizend kleine vlinders om haar heen/ fluister zachtjes in haar oor, de woorden die ik nooit sprak/ maar die ik altijd al wou zeggen, maar waarvoor het lef mij telkens weer ontbrak....

 

ik red me wel

ik voel ze in de kamer staan/ ik hoor ze bidden heel devoot/ gordijnen toe, kaarsen aan/ want vandaag gaat opa dood/ m’n jongste dochter huilt zacht/ bijbel open in de schoot/ m’n zonen roken heel de nacht/ grauwe uren, zwaar als lood

en ze smeken tot de hemel/ en ze bidden voor m’n vel/ want ze vrezen dat m’n ziel/ eeuwig zal branden in de hel/ maar ik red me wel

ik heb m’n leven lang geloofd/ dat ik in niks geloven kon/ heb nooit iets aan iemand beloofd/ nam alles wat ik nemen kon

en ze smeken tot de hemel/ en ze bidden voor m’n vel/ want ze vrezen dat m’n ziel/ eeuwig zal branden in de hel/ maar ik red me wel

en als er dan een god bestaat/ een god die wikt en weegt/ die mij na kort beraad/ zomaar van de tafel veegt/ ja dan,... ik red me wel

ik klop niet aan de hemelpoort/ ik neem de ingang achterom/ ik heb mij nooit aan iets gestoord/ dus st. pieter koop ik om/ aan Jezus’ tafel schuif ik aan/ vermomd als pater damiaan/ ik heb m’n baard al laten staan/ ik trek m’n leprapakje aan

Ik red me wel...

 

ruimtevaarder

meester frank, ik kom waarschijnlijk morgen niet naar school/ en ook overmorgen zal wat moeilijk zijn/ en evenmin de week die komt, ja zelfs de maand die volgt/ enfin de kans dat ik nog ooit verschijn is eigenlijk klein/ meester frank, ‘t is niet omdat u mij zo vaak straft/ en mij 1 keer zelfs domkop heeft genoemd/ nee, ‘t is gewoon iets hier vanbinnen, ‘t heeft geen zin dat ik ontken/ meester frank, ik voel... dat ik een ruimtevaarder ben...

zeg nu zelf, meester frank, wat ben je in ‘t heelal/ met de tafels van vermenigvuldiging/ ook schoonschrift, blokfluit spelen, woorden met dt/ dat snapt u toch, dat heeft op mars geen zin/ ‘t is dus zeker niet, meester frank, omdat u mij zo vaak straft/ en mij voor de hele klas domkop heeft genoemd/ nee ‘k moet planeten gaan ontdekken, in de hoop dat daar iets leeft/ meester frank, ‘t is de plicht, die elke ruimtevaarder heeft

doe de groeten, meester frank, aan de rest van de klas/ en zeg dat ik hen nooit vergeten zal/ geef mijn vulpen aan kleine peter van de laatste bank/ hij blijft m’n vriend al woon ik in ’t heelal/ zo, meester frank alles is zowat gezegd/ vaarwel, en dat het u nog goed mag gaan/ oh, en wat die kleinigheid betreft dat u een domkop in mij ziet/ meester frank, dat deert een ruimtevaarder niet

ooh en voor ik het vergeet/ linda van slagerij van gool/ komt waarschijnlijk ook niet meer naar school

 

cowboy in eenzaamheid

als een cowboy in de prairie bij een vuur zijn potje kookt/ en zijn merrie staat wat very gras te grazen ongestoord/ dan denkt hij aan zijn meisje die thuis sokken voor hem breidt/ ach de liefde in de prairie is gedrenkt in eenzaamheid

indianen in de prairie vragen zich verwonderd af/ wat die cowboy toch zo ritmsich met zijn hand bewegen mag/ en hij droomt dan van zijn meisje van haar borsten vol en rond/ ach de cowboys in de pairie schieten meestal op de grond

en hij droomt dan van zijn meisje die thuis sokken voor hem breidt/ ach de liefde in de prairie is gedrenkt in eenzaamheid

hoefgetrappel in de verte, daar komt sherrif johnson aan/ en de sherrif spreekt de beroemde woorden don’t move wat dus zeggen wil blijf staan/ en billy the kid weet zich geen raad meer en de sherrif heel tevree hij brengt billy naar de prison maar billy neemt zijn dromen mee/ en alle bandieten in de prison luisteren ademloos als billy hen verteld van het mooie meisje in de prairie dat elke dag zijn stinkende sokken herstelt en ze dromen allemaal van zijn meisje en ze dromen allemaal van haar borsten vol en rond/ ach de cowboy’s in de prison schieten bijna door het plafond

 

 

zuster

zuster, kus me, neem me met je mee/ sla je zachte armen om me heen/ voer me naar een oord waar je vergeet wat je ook deed/ zuster, neem me mee/ zuster breng me mijlenver van hier/ draag me, zuster, maak me passagier/ in je armen kan ik weerloos zijn/ bezweer de pijn/ zuster, neem me mee/ ik smeek je breng me verder weg van haar/ doe me vergeten wie, hoe of waar/ opdat ik nooit meer denken zou/ dat ik zielsveel van haar hou/ zuster als aan baken in de nacht/ drijf de duivel uit die om me lacht/ deel de last die mij ondraaglijk kwelt/ m’n dood voorspelt/ zuster, neem me mee/ ik smeek je.../ en ik die altijd dacht: tijd heelt alle pijn/ het is waanzin, hoe kon ik ooit zo dwaas zijn?/ ik smeek je...